15 maart 2020
Inmiddels heb ik besloten dat ik maar m’n eigen trail maak. Een beetje van mezelf en een beetje van Munda Biddi. Omdat dat beter uitkomt en omdat het aan te raden is om deze trail met ietsje minder bagage te fietsen. Want sommige stukken zijn prima te doen, andere stukken zijn zacht uitgedrukt een beetje uitdagend. En nu combineer ik maar gewoon wat trails met elkaar, zodat ik niet 100 kilometer per dag hoef te fietsen. Wat ik op dit moment gewoon niet haal op zulke trails, waarbij ik vaak niet heel veel harder van 5, hooguit 10 kilometer per uur ga.
Omdat ik dus een beetje mix and match doe heb ik het vandaag tot de Yarri hut geschopt, wat de mooiste hut tot nu toe is. Met een veranda eraan met uitzicht op het bos. En een toilet mét wc papier. Klein minpuntje is het water in de tanks. Dat is aanwezig, maar stinkt nogal en ziet er een beetje bruin/groenig uit. Lijkt niet heel gezond. Dus heb ik het gefilterd én gekookt, waardoor je zou zeggen dat alle bacteriën nu toch wel dood zouden moeten zijn. Het resultaat is nog steeds bruin/groenig water, dat misschien net een tandje minder hard stinkt, maar het maakt elkaar niet heel veel uit. En het smaakt ongeveer zoals het ruikt. En da’s dus net jammer, want dit is het enige water dat ik tegen kom voordat ik bij de volgende hut aankom, die hopelijk beter ruikend water heeft. Ik ga het dus maar filteren en hoop dat ik er niet dood aan ga 😉
Ik waan me wel echt in Australië, want hoewel de bossen er ongeveer zo uitzien als verschillende bossen in Amerika, hopt er af en toe een verschrikte kangaroe weg, krijsen de kaketoes in het wilde weg en vliegen er kuddes papegaaien rond. Zorgt voor wat diversiteit.
Morgen ga ik dus nog een stukje fietsen, tot een andere hut. Daarmee hoef ik geen afslag naar Collie te nemen, wat 20 kilometer enkele reis is. Scheelt toch weer 40 kilometer en gratis overnachting. Ik ga wel alvast duimen dat het water daar van uitmuntende kwaliteit is!